CWGC Dadizeele New British Cemetery

Het Dadizeele New British Cemetery ontstond pas na de Eerste Wereldoorlog. Het was een plaats waar graven van vele kleinere begraafplaatsen uit de omgeving samengebracht werden. Er rusten 1029 militairen waarvan 158 niet geïdentificeerde; er werden ook zeven ‘special memorials’ opgericht voor gesneuvelden waarvan de exacte plaats van het graf niet langer gekend is maar waarvan men vermoed of met zekerheid weet dat ze hier begraven zijn. Op Dadizeele New British Cemetery rusten 20 Commonwealth-militairen van het Royal Flying Corps en de Royal Air Force.

Lieutenant Basil Raymond Davis maakte deel uit van 45 Squadron met basis Sainte-Marie-Capelle, bij Cassel. Hij sneuvelde op 20 september 1917 met Sopwith Camel B6205 bij een offensieve patrouille. Mogelijk was hij het slachtoffer van Lt Lang van Jasta 2 ‘Boelcke’ (soms afgekort tot Jasta B) die een Sopwith claimde ten zuidwesten van Staden.

Second Lieutenant Harry Ronald Hicks, overleden op 12 oktober 1917. Zijn eenheid, 19 Squadron, was gebaseerd bij Bailleul Asylum, zoals de naam het aangeeft lag dit vliegveld naast het plaatselijke psychiatrisch ziekenhuis. Bailleul telde toen drie Britse vliegvelden, allen vlakbij elkaar gelegen aan de oostzijde van de stad; Bailleul Asylum was de meest noordelijke van de drie. 19 Squadron vloog met SPAD VII. Op 12 oktober 1917 vertrok Hicks’ squadron voor een operatie waarbij Duitse troepen en stellingen onder vuur genomen werden. 2Lt Hicks vloog met SPAD VII serial B3574 toen hij verdween. Er was een Duitse claim van zowel Lt Strickford van Jasta 24 als van Lt Vallendor van Jasta 2 voor het neerschieten van een laagvliegende SPAD in de omgeving van de Kezelberg, ten zuiden van Dadizele. De claim werd blijkbaar noch aan de ene noch aan de andere piloot toegekend.

Nog een gesneuvelde van 45 squadron, Captain Horace Bertram Coomber, overleden op 12 oktober 1917. Over hem verscheen een artikel in het tijdschrift van de Australian Society of WWI Aero Historians, overgenomen op de website van de Western Front Association.

Horace Bertram Coomber werd geboren in Prestwich, Lancashire, op 15 april 1894. Hij studeerde nog toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak en melde zich onmiddellijk aan als vrijwilliger. Hij kreeg een opleiding als officier die blijkbaar duurde tot mei 1916. In oktober 1916 ging hij over naar het Royal Flying Corps en kreeg een opleiding als piloot. In september 1917 kwam hij toe bij 45 Squadron op Sainte-Marie-Cappel. Hij kreeg maar een korte periode om zich in te werken alvorens aan operaties deel te nemen. Op 9 oktober maakte hij een noodlanding met zijn Sopwith Camel.

Drie dagen later, op 12 oktober 1917, begon de eerste Slag bij Passendale. Ter ondersteuning van dit offensief vertrokken de piloten van 45 Squadron voor een patrouille waarbij ze slaags geraakten met een twintigtal Duitse jagers. Capt Coomber met Camel B2375 werd het laatst gezien ten oosten van Houthulst.

Second Lieutenant Frederick James Shearer en Serjeant Donald Malpas, beiden sneuvelden op 25 juli 1918. Deze bemanning van Bristol Fighter C976 van 20 Squadron werd vermoedelijk het slachtoffer van Ltn d R Friedrich von Röth van Jasta 16.

First Lieutenant Edwin Martin Bell, overleden op 28 september 1918. 1Lt Julius E Gregory, piloot van de U.S. Army Air Service, vormde samen met waarnemer 2Lt Bell een bemanning van 217 squadron. Op 28 september 1918 werd hun DH4 serial A7924 aangevallen door Duitse jagers en brandend neergeschoten ten oosten van Torhout. Vermoedelijk overwinnaar was Ltn d R Franz Piechulek van Jasta 56. De stoffelijke resten van 1Lt Gregory zijn na de oorlog overgebracht naar de Verenigde Staten.

Second Lieutenant Alan Geoffrey White, gesneuveld op 29 september 1918. 2Lt White, piloot, vormde met waarnemer 2Lt Jack Benson Blundell de bemanning van DH9 D3093 van 211 squadron. Tijdens een bombardementsopdracht werd hun formatie aangevallen door talrijke Duitse jagers boven Kortrijk. Ze werden laatst gezien terwijl ze nog onder controle daalden terwijl rook uit hun vliegtuig kwam. Hun waarschijnlijke overwinnaar was Ltn d R Willy Rosenstein van Jasta 40. 2Lt Blundell is nog steeds vermist; zijn naam wordt herdacht op het Arras Flying Services Memorial.

Lieutenant Norman Bark was waarnemer bij 7 Balloon Company. Op 1 oktober 1918 werd zijn ballon tijdens een observatie geraakt door artillerievuur. Hij werd oorspronkelijk begraven te Moorslede maar na de oorlog overgebracht naar Dadizele.

Captain Maurice Lea Cooper DFC, gesneuveld op 2 oktober 1918. Hij maakte deel uit van 213 Squadron met basis Bierne, bij Bergues in Noord-Frankrijk. Bij de aanval op een trein ten noordoosten van Gitsberg (bij Hooglede en Roeselare) crashte hij met Sopwith Camel F3951 na een tolvlucht vanop 200 voet. Ook aan deze piloot is een wikipedia-pagina gewijd.

Lieutenant  Jack Aubrey Sykes, gesneuveld op 3 oktober 1918 (volgens de CWGC-database, minstens één andere bron geeft de datum als 4 oktober 1918). Lt Sykes en zijn boordschutter Sgt S Kitchin vertrokken aan boord van hun Bristol Fighter E2498 van 48 Squadron vanop Sainte-Marie-Cappel voor een operatie richting Kortrijk. Ze werden laatst gezien tijdens een luchtgevecht boven Ingelmunster. Lt Sykes overleefde de crash niet; zijn boordschutter Sgt Kitchin, alhoewel vermeld als vermist en gesneuveld in sommige bronnen, overleefde de oorlog en keerde op 30 december 1918 terug uit krijgsgevangenschap.

Lieutenant James Basil Cowan, overleden op 3 oktober 1918. Hij vormde met waarnemer Lieutenant Ludlow Norman Jones de bemanning van Bristol Fighter E2523 van 48 Squadron. Boven Ingelmunster raakten ze verwikkeld in een luchtgevecht met een groep Duitse Fokker-jachtvliegtuigen. Het toestel werd in brand geschoten en nog voor het crashte, viel Cowan van 600 meter hoogte uit het vliegtuig. Het toestel zelf, met Lt Jones nog aan boord, stortte neer in de buurt van Onledemolen in Gits. Hij werd begraven op de Duitse begraafplaats te Lichtervelde en in 1924 overgebracht naar Harlebeke New British Cemetery. Lt Cowan werd eveneens begraven op de Duitse begraafplaats te Lichtervelde, nabij het oude kruis op de Heihoek; in 1920 werd hij naar Dadizeele New British Cemetery overgebracht.

Lieutenant William George Upton, overleden op 4 oktober 1918. Hij maakte deel uit van 213 Squadron uitgerust met 213 Squadron met basis Bierne. Op 4 oktober raakte deze eenheid verwikkeld in een gevecht met een twintigtal Duitse jagers boven Roeselare. De Sopwith Camel serial D3341 van Lt Upton werd neergeschoten tijdens dit luchtgevecht.

Alle volgende Royal Air Force-militairen begraven op Dadizeele New British Cemetery sneuvelden op 14 oktober 1918.

Second Lieutenant Herbert Alan Townsley en Second Lieutenant Frederick John Jackson vormden de bemanning van RAF RE8 serial D4924 van 7 Squadron. Het eindoffensief in Vlaanderen was begonnen en bij het droppen van munitie voor de oprukkende Britse troepen vloog hun vliegtuig in brand en stortte het neer bij Moorslede. Beiden kwamen om het leven.

Lieutenant Claude Melnot Wilson DFC was pilot bij 29 Squadron. Hij werd het laatste gezien bij een luchtgevecht in de omgeving van Roeselare tijdens een offensieve patrouille. Hij vloog met RAF SE5A F5516.

Over de omstandigheden van het overlijden van Air Mechanic 3rd Class John Robert Brown van 10 Squadron hebben we geen informatie. 10 Squadron was op dat moment gebaseerd op het vliegveld Abele op de Belgisch-Franse grens bij Poperinge.

82 Squadron was in oktober 1918 gebaseerd op het vliegveld Proven bij Poperinge en uitgerust met Armstrong Withworth FK8. Op 22 oktober 1918 verhuisden ze naar het Duitse vliegveld van Bissegem.

Second Lieutenant Walter Debussey vormde met Second Lieutenant George Thompson Carr de bemanning van 82 Squadron. Tijdens een bombardementsoperatie in de regio Kortrijk werd hun FK8 serial D5161 neergeschoten. 2Lt Carr is nog steeds vermist en is herdacht op het Arras Flying Services Memorial.

Captain Humphrey French Flowers en Second Lieutenant Andrew Russell Bennet maakten, zoals de vorige bemanning, deel uit van 82 Squadron. Hun FK8 serial C8557 werd neergeschoten bij Ledegem, naar gelang de bron, door vijandelijke jachtvliegtuigen of door grondvuur, en bij een verkenning of bij het droppen van munitie. Er bestaat dus enige verwarring over de exacte oorzaak van de crash. Het vliegtuig brandde volledig uit en beide bemanningsleden kwamen om het leven en werden naast het wrak van hun vliegtuig begraven. Later werden twee in hout gesculpteerde kruisen op hun graf geplaatst; in januari 1920 werden ze herbegraven op Dadizeele New British Cemetery. Op een of andere manier geraakte het windscherm van hun vliegtuig in het bezit van de familie van Capt Flowers.

Second Lieutenant Cecil Charles Fountain maakte deel uit van 210 Squadron met basis Eringhem, bij Duinkerke in Noord-Frankrijk. Zijn eenheid vloog met Sopwith Camel. Zijn Camel serial F3116 werd het laatst gezien bij een grondaanval in de omgeving van Pittem. Hij zou het slachtoffer geworden zijn van Ltn d R Karl Plauth van Jasta 51.

Beelden: © Paul Van Caesbroeck
Datum registratie:
03/05/2008
Locatie:
CWGC Dadizeele New British Cemetery
Adres:
CWGC Dadizeele New British Cemetry, Beselarestraat, Dadizele, Moorslede
Lengtegraad:
3°05’14.9″E
Breedtegraad:
50°50’57.0″N

FEEDBACK

Deze website maakt gebruik van cookies om uw gebruikservaring te optimaliseren. Door verder te surfen, stemt u in met ons Privacy & Cookie beleid. Accepteren Lees meer

'Deze Accepteren Lees meer