Drama Sabena-vlucht naar Berlijn. Aanslag of technisch falen?

De S.73 OO-AGT, prachtig gefotografeerd op de luchthaven van Haren. (Foto Graphopresse, archief Frans Van Humbeek)

Grimbergen, 3 december 2018. 80 jaar geleden stortte een Sabena-passagiersvliegtuig neer in Günne, zo’n tien kilometer ten zuidwesten van Soest (Duitsland). De vier bemanningsleden en zestien passagiers verloren het leven. Op 10 oktober 1938 was de Savoia Marchetti S.73 OO-AGT in Haren opgestegen om via een tussenlanding in Düsseldorf naar Berlijn te vliegen. Het drama gebeurde na het vertrek uit Düsseldorf. De precieze oorzaak van de crash kon nooit worden opgehelderd. Op de plaats van het ongeval staat een gedenksteen voor drie van de omgekomen passagiers.

De S.73 OO-AGT, prachtig gefotografeerd op de luchthaven van Haren. (Foto Graphopresse, archief Frans Van Humbeek)

Het vliegtuig

Sabena was de eerste luchtvaartmaatschappij die de Italiaanse Savoia Marchetti S.73 in 1934 bestelde. Het toestel bood maximaal plaats aan achttien passagiers en drie bemanningsleden. Twaalf S.73 zouden gaan vliegen voor Sabena, waarvan SABCA er zeven in licentie bouwde. De vliegtuigen deden zowel dienst op de Kongo-route als op het Europees netwerk van Sabena.

Vier S.73 moesten nog voor het begin van de Tweede Wereldoorlog door ongevallen worden afgeschreven, respectievelijk de OO-AGM (7 november 1935, Croydon), OO-AGN (10 december 1935, Tatsfield), de OO-AGR (26 januari 1937, Oran) en de OO-AGT (10 oktober 1938, nabij Soest). Er vielen heel wat slachtoffers te betreuren. Tijdens de oorlog werden de overblijvende S.73 aanvankelijk ingelijfd bij de RAF en later kwamen er enkele via de Vichy-regering bij de Regia Aeronautica terecht, maar dat is een ander verhaal. Alle Sabena S.73 hebben de Tweede Wereldoorlog niet overleefd.

De vier uit Italië geleverde S.73 hadden Gnome & Rhône 9Kfr Mistral Major motoren van 600 pk. De zeven toestellen die bij SABCA zijn geassembleerd, kregen krachtiger Gnome & Rhône K14 Mistral motoren van 900 pk die later nog door Wright Cyclones van 700 pk zijn vervangen. De drie motoren dreven driebladige metalen schroeven aan. Wat de prestaties betreft verschillen de bronnen, we spreken wel van een maximum startgewicht van 10.400 kg, een leeg gewicht van 6.900 kg en een kruissnelheid van 270 km/u. Ter vergelijking, de prestaties van de Fokker F.VIIb/3m: maximum startgewicht van 5.200 kg, een leeg gewicht van 3.050 kg en een kruissnelheid van 165 km/u.

In vergelijking met de oudere Fokker F.VII die ze vanaf oktober 1936 moesten vervangen op de Kongo-lijnen, waren de Savoia Marchetti S.73 zeer elegante vliegtuigen, echt wel Italiaans design. Voor de vluchten naar Kongo beperkte Sabena het aantal passagiers tot acht. De romp bestond uit metalen buizen overtrokken met doek. Het onderstel was niet intrekbaar en zat in gestroomlijnde wielkasten. De vleugels waren in hout maar rolroeren, staartroeren en flaps waren in metaal dat ook met doek was overtrokken.

De S.73 bood plaats aan achttien passagiers, waarvan vier boven de vleugel. Op deze tekening zijn ook tafeltjes te zien tussen de passagiers. Foto’s van het gebruikte Sabena-interieur tonen alleen stoelen die naar de vliegrichting zijn gekeerd. (Foto Sabena, archief Frans Van Humbeek)

Vlucht

De OO-AGT werd op 16 september 1936 ingeschreven in het Belgisch luchtvaartregister. Het was een van de toestellen die bij SABCA was geassembleerd. Op maandag 10 oktober 1938 vloog het de luchtlijn van Brussel (Haren) via Düsseldorf naar Berlijn. Om 10.30 uur was het toestel vertrokken in Haren, om 12.13 uur geland in Düsseldorf. Een kwartier later steeg het op richting Berlijn.

Om 13.12 uur verwittigde de radiodienst van de luchthaven van Düsseldorf de Sabena-bemanning dat er zich een ander vliegtuig in het nabije luchtruim van de OO-AGT bevond, op een hoogte van 1.200 meter. De radio-operator van de S.73 bevestigde het bericht met de melding dat de AGT zich veilig op een hoogte van 1.500 meter bevond. Niets wees op problemen. Om 13.16 uur zagen getuigen het vliegtuig plots uit de wolken duiken, de wolkenbasis bevond zich op zo’n 250 meter. Het toestel helde naar links, en was toen nog volledig intact. Ooggetuigen merkten dat een vleugel en een motorblok met propeller van de romp afbrak. Op het moment dat het toestel de wolken verliet vloog het in de richting van Düsseldorf, dus in tegenovergestelde richting dan de bestemming Berlijn. Heeft de piloot problemen gemerkt en is hij willen terugkeren naar de meest nabije luchthaven, met name Düsseldorf? De S.73 crashte om 13.16 uur in een veld ten westen van de boerderij Hof Schulte, op een boogscheut van het dorp Günne. Het dorp Günne ligt bij de Möhnesee, nabij Soest in de Duitse deelstaat Noordrijn-Westfalen.

De slachtoffers

De lichamen van alle overledenen zijn eerst overgebracht naar het ziekenhuis van Soest, de waardevolle voorwerpen naar het politiekantoor. De lichamen van de Belgische bemanning zijn op zaterdagochtend 16 oktober 1938 overgebracht naar Brussel. In het Noordstation was een rouwkapel ingericht waar een laatste groet kon gebracht worden aan de overledenen.

Joseph Van den Eynde (°16 november 1903, Antwerpen) was de gezagvoerder en een zeer ervaren Sabena-piloot. Hij behoorde tot de club van vliegeniers die meer dan een miljoen kilometers hadden gevlogen. De andere bemanningsleden waren tweede piloot André Moulin (°23 september 1907, Vierves), boordwerktuigkundige Charles Delleuse (°30 juni 1910, Temploux) en de radio-telegrafist Joseph Baus (°2 juli 1912, Ottenburg). De bemanningen van Sabena woonden omwille van de bereikbaarheid nog kort tegen de luchthaven van Haren. Delleuse woonde in Evere, de drie andere collega’s in Schaarbeek.

Overlijdensacte van gezagvoerder Joseph Van den Eynde, 13.16 wordt ingevuld als uur van overlijden, het moment van de crash. (Archief Karl-Heinz Wilmes)

Het graf van André Moulin is opgenomen in ons databestand van het Belgisch luchtvaartpatrimonium (www.luchtvaarterfgoed.be/content/graf-andr%C3%A9-moulin-s73-oo-agt)

In de cabine zaten zestien passagiers. Onder meer Theodor Sigurd Bergh uit Berlin, het echtpaar Dora en Georg Dimer uit Hamburg, Adam Mentzen uit Neuss nabij Düssdeldorf, journalist Dr. Paul Ulmann van het Berliner Tageblatt en woonachtig in Parijs, handelaar Alfred Piepenstock uit Berlijn, Paul Roesner uit Rathen (ten zuidoosten van Dresden) en docent Dr. Max Witt uit Köln. Theodor Sigurd Bergh was mede-eigenaar van een grote kledingzaak, maar hij had de Noorse nationaliteit. Hij werd in 1904 in Oslo geboren en had een Noorse vader en een Duitse moeder. Theodor woonde het grootste deel van zijn leven in Duitsland. 

De drie personeelsleden van Rheinmetall waren directeur Hans Fischer, Friedrich Luther (beiden woonachtig in Düsseldorf) en Ernst Maurach (een functionaris, woonplaats onbekend). Op vraag van Annemarie Luther, de weduwe van Friedrich Luther, werd nabij de plaats van de crash een monument opgericht voor de drie slachtoffers van Rheinmetall.

Op een wandelpad bij de boerderij Schulte in Günne staat sinds 1939 een gedenksteen, geplaatst door de verwanten van de overledenen van Rheinmetall. (Foto Karl-Heinz Wilmes)

Links Ingrid Derlien, een dame uit Hamburg die onderzoek doet naar de familie van Hans Fischer. Rechts Karl-Heinz Wilmes, ex-burgemeester van Günne en ook de man die zorgt voor het bewaren van dit monument. (Foto Karl-Heinz Wilmes)

 

 

Rechts het monument op de berm, tussen de bomen. Links de plaats van het ongeval. (Foto Karl-Heinz Wilmes)

Het wat verwaarloosde monument, gefotografeerd op 4 december 2018. (Foto Karl-Heinz Wilmes)

De familie Kappes werd zwaar getroffen. Walter Kappes was beambte bij het Heereswaffenamt, het bureau voor de technische ontwikkeling en productie van wapens , munitie en uitrusting van het Duitse leger. Samen met hem kwamen zijn echtgenote Gertrud, hun dochters Dorothea en Ursula en hun zoon Horst om bij de crash. Ze woonden in Teltow bij Berlijn.

Onderzoek

Op 10 oktober rond 16.30 uur kreeg een Belgische onderzoekscommissie de opdracht om het ongeval met de S.73 te onderzoeken. De commissie bestond uit Crabbe (directeur van het Bestuur der Luchtvaart, Haus (afgevaardigde van de minister van Transport) en Ducarme (luchtvaartingenieur verbonden aan de technische dienst van het Bestuur der Luchtvaart). Flerackers (ingenieur, chef van de technische dienst van Sabena), Pirson (ingenieur van de technische dienst van Sabena) en Servais (ingenieur van SABCA, het bedrijf dat de OO-AGT had gemonteerd) versterkten later het onderzoeksteam.

’s Anderendaags om 11 uur stonden ze op de plaats van het ongeval. Ze kwamen op hetzelfde moment aan als de Duitse onderzoekers. De Duitse ploeg was samengesteld uit officieren, een luchtvaartingenieur en vertegenwoordigers van de Deutsche Luft Hansa. Eén van de officieren leek vooral belangstelling te hebben voor de documenten die de directieleden van Rheinmetall vervoerden. Rheinmetall-Borsig AG (https://nl.wikipedia.org/wiki/Rheinmetall) was een belangrijke leverancier voor de Duitse defensie. In 1938 verhuisde de hoofdzetel van het bedrijf van Düsseldorf naar Berlijn.

Wettelijk gezien had de Duitse onderzoekscommissie het werk alleen kunnen voeren, maar dat deden ze niet. Ze nodigden de Belgische delegatie uit om maximaal mee te werken. De onderzoekers doorzochten de brokstukken en de documenten. Alle boorddocumenten van het ervaren vliegend personeel van Sabena waren in orde.

Tijdens de vlucht had de OO-AGT geen enkel incident gemeld. Het toegelaten startgewicht van de S.73 was niet overschreden en het vliegtuig was geladen volgens de geldende procedures. Onderzoekers meenden al snel dat te sterke trillingen de crash hadden veroorzaakt. De precieze reden vinden was een moeilijke zaak. Vooral de rechtermotor baarde de onderzoekers zorgen. Die werd een eind van de crash teruggevonden, het bewijs dat die zich nog voor de crash van het vliegtuig had afgescheurd. Het is mogelijk dat het geluid van die afgescheurde motor de aandacht van de getuigen heeft opgewekt. Anders keken de bewoners nog zelden omhoog naar een vliegtuig, er was in de regio immers veel beweging van militaire vliegtuigen van de nabijgelegen Fliegerhorst Werl.

Militair ongeval?

Volgens ooggetuigenverslagen uit Günne zouden voor het ongeval laagvliegende gevechtsvliegtuigen gehoord zijn. De plaats van het ongeval en het hele dorp zijn enkele minuten na het ongeluk door de politie en soldaten van de Fliegerhorst Werl afgezet. In Duitsland ging ook het gerucht dat misschien een Arado-jachtvliegtuig van de Fliegerhorst Werl in contact zou gekomen zijn met de S.73. De jachtvliegers hadden in Brüningsen, ten zuidwesten van Günne, een schietbaan. De piloten van Werl hielden hier schietoefeningen op schijven en oefenden ook bombardementen. Ze stegen op in Werl en vlogen over de Haar-weg naar Brüningsen. Heeft een jachtvliegtuig misschien de route van het vliegtuig Düsseldorf-Berlijn gekruist? Documenten over het toenmalige vliegveld van Werl zijn tot nu toe niet gevonden, ze zijn vermoedelijk aan het einde van de Tweede Wereldoorlog vernield. De optie van een militair incident lijkt niet onderzocht geweest te zijn door de onderzoekscommissies.

Schematisch weergegeven route van de OO-AGT. (Google Maps)

Op deze afbeelding is te zien hoe kort de plaats van het ongeval bij het dorp Günne ligt. (Google Maps)

Verder technisch onderzoek

Nadat de eerste onderzoekscommissie de plaats van de ramp had bezocht, ging een meer uitgebreide Belgische delegatie ter plaatse. Hun conclusies spraken elkaar tegen. Vier onderzoekers, waaronder Prosper Coquyt (chef-piloot van Sabena) verklaarden dat de ontploffing van een stof die zich aan boord van het vliegtuig bevond, de enige reden kon zijn voor de ramp. Vier andere onderzoekers, waaronder Nicolas Florine (helikopterpionier en verbonden aan de technische dienst van het Bestuur der Luchtvaart) verklaarden dat een beschadiging van het vliegtuig de oorzaak was van het ongeval, ze verwerpen de theorie van een explosie. Twee professoren van de universiteit van Leuven vonden de beide hypothesen even geloofwaardig en mogelijk.

Interessant is toch wel dat op de kledij van slachtoffers en op de lichamen van de bemanning deeltjes zaten die kunnen wijzen op een explosie. Nog andere factoren wezen op een explosie, bijvoorbeeld de grote cockpitsectie die in kleine stukken was verbrijzeld, de versnipperde documenten van de radio-operator, enz. Maar volgens de tegenstander van de theorie van een ontploffing, waren de resten op de kledij niet noodzakelijk het gevolg van een explosie. Kwetsuren die gelijkenissen vertoonden met deze op de lichamen van de slachtoffers van andere explosies, vormden geen bewijs dat er zich aan boord van de S.73 wel degelijk een ontploffing had voorgedaan.

Onder de passagiers bevonden zich drie directieleden van Duitse Groep Rheinmetall AG uit Düsseldorf. Werknemers van Rheinmetall gebruikten de lijnvluchten van Sabena en hadden vaak gesprekken met regeringsleden in Berlijn. In de pers was er onder meer sprake van een handkoffer die Luther, een directeur van het defensiebedrijf, bij zich had gedragen en die na de crash niet te vinden was tussen de brokstukken. Zij die geloofden in een explosie, meenden dat precies die valies een gevaarlijke chemische stof of een springtuig had bevat. Maar tegenstanders van die stelling beweerden dan weer dat bij de ontploffing van de koffer van Luther ook andere bagage in het cargoruim had moeten beschadigd zijn en dat was niet het geval.

Boordcommandant Joseph Van den Eynde. (Foto Conquête de l’Air, archief Frans Van Humbeek)

Oorzaak onbekend

De Belgische onderzoekers hadden een doorgedreven studie van de onderdelen voorgesteld om de veiligheid van de S.73 te kunnen verbeteren, maar de Duitsers hadden de resten al vrij snel vernietigd. De motoren waren door technici van de Deutsche Luft Hansa onderzocht in hun eigen onderzoeksfaciliteiten, de resultaten bleven onbekend.

Minister van Vervoer Hendrik Marck stelde de twee thesissen in november 1939 voor aan de bevoegde Kamercommissie. Hij vermelde ook dat de onderzoekers extra onderzoek hadden willen verrichten, eventueel op een andere luchtwaardige S.73, om de veiligheid van het vliegtuig te verbeteren. Naar verluidt werd daar nooit een gevolg aan gegeven.

Met de huidige onderzoekstechnieken en de nu geldende procedures zou de oorzaak van een dergelijk luchtvaartongeval vandaag de dag achterhaald kunnen worden. Sporen als deze van explosieven zouden nu herkend kunnen worden en de resten van een vliegtuig ondergaan een veel grondiger onderzoek. Bovendien volgen na een ongeval doorgaans bindende adviezen die de luchtvaart voortdurend veiliger moeten maken.

Karl-Heinz Wilmes, oud burgervader van Günne, draagt zo goed mogelijk zorg voor het monument. Hij wil een informatiebord bij het monument plaatsen waar alle namen van de slachtoffers van de vliegtuigramp op vermeld worden, niet alleen deze van Rheinmetall. Aan het gemeentebestuur vraagt hij ook een beter onderhoud van het monument. Hangar Flying zal zijn werk zeker steunen.

Archief: Soester-Anzeiger, Le Soir, De Standaard, L’Aviation Belge, Conquête de l’Air, eigen archief en persoonlijk archief van Karl-Heinz Wilmes en Hans Peter Lindemann. 

Frans Van Humbeek

Frans Van Humbeek

Frans Van Humbeek

is hoofdredacteur van Hangar Flying. Hij is freelance luchtvaartjournalist en auteur van verschillende luchtvaartboeken. Frans probeert zowat alle facetten van de Belgische luchtvaart op te volgen, maar zijn passie gaat vooral uit naar het luchtvaarterfgoed en de geschiedenis van de Belgische vliegvelden. Binnen het redactieteam van Hangar Flying zorgt hij ook voor de updates van www.aviationheritage.eu.

Deze website maakt gebruik van cookies om uw gebruikservaring te optimaliseren. Door verder te surfen, stemt u in met ons Privacy & Cookie beleid. Accepteren Lees meer

'Deze Accepteren Lees meer