Hombeek in twee wereldoorlogen. Deel I: het vliegveld.

Hombeek1_Zeker_DSCN0823.jpg

Hombeek, 5 januari 2010. Met wat goede wil kunnen luchtvaartonderzoek en heemkunde elkaar perfect aanvullen. Heemkundigen uit Hombeek schreven samen met Hangar Flying twee artikels over de luchtvaartgeschiedenis in hun gemeente. In een eerste artikel brengen we informatie over het vroegere vliegveld. In een tweede artikel besteden we aandacht aan crashes van twee bommenwerpers tijdens de Tweede Wereldoorlog. 

Is dit Hombeek?
In maart 2005 bezorgde Johan Ryheul mij enkele foto’s van Junkers D.I die mogelijk op het WOI-vliegveld van Hombeek waren gefotografeerd. Johan is erg bekend als auteur van boeken over de Eerste Wereldoorlog. Een eerste onderzoek deed mij twijfelen of de foto’s wel in Hombeek waren genomen. In oktober 2009 kwamen we toevallig in contact met Karel Boey die zijn ouderhuis op de foto’s herkende. Reden genoeg om terug te keren naar Hombeek.

Het sterk verbouwde huis van de familie Boey, nu Kattestraat 34, is zichtbaar op verschillende foto’s van de Junkers D.I in Hombeek.

Hombeek is een deelgemeente van Mechelen. Het dorp aan de Zenne telt ongeveer 3.800 inwoners en ligt ten westen van de stad Mechelen. Het vliegveld van Hombeek situeerde zich tussen de Kattestraat, Houtestraat, Zemstseweg en Bankstraat, in het Middenveld. Eigenlijk was het alleen een open vlakte, zonder stenen infrastructuur, en heeft het in 1918 maar enkele weken dienst gedaan.

Korte oorlogsgeschiedenis
In de lente van 1918 hadden de Duitsers, dankzij het vredesverdrag met Rusland, de handen vrij gekregen aan het Oostfront. Een offensief in de richting van Amiens verhoogde in de Ieperse regio de druk op het Belgische front. In april 1918 slaagden de geallieerden erin de Duitse troepen een halt toe te roepen en vanaf september werd een succesvol tegenoffensief gelanceerd. De geallieerden veroverden steeds meer terrein. De Duitsers begonnen een eind achter de linies vliegvelden klaar te maken. In Hombeek startte de aanleg midden oktober 1918, amper een maand voor de wapenstilstand. Door de druk van de geallieerde troepen kon er weinig tijd besteed worden aan een degelijke infrastructuur. De lokale bevolking werd opgeëist om te helpen met de aanleg van het plein.

Kari Van Hoorick schreef in het boek Hoembekania (deel 6, bijdrage tot de Hombeekse geschiedenis, blz. 257-258) een artikel over de Eerste Wereldoorlog en over het vliegveld van Hombeek. Kari kon voor haar studie het dagboek inkijken van Frans De Maeyer. Die noteerde hoe een speciaal Duits bataljon naar Hombeek werd gezonden om er snel een landingsplaats aan te leggen. Frans De Maeyer: “De staf van het Batallon Minnewerfer komt Hombeek binnen. De officieren met hunne ordonnancen  logeren bij de voornaamste burgers. De [adjudant] is bij Gh. Meuldermans. De opperofficier logeert bij Moison. De officier, Franz Guölig uit Dresden, met zijne ordonnance, Hans Koch, logeert op de pastorij. Ze zeggen dat ze komen om te Hombeek loopgraven te maken en een vliegplein aan te leggen. De officier maakt verbinding met de telefoon. Geheel de hof der pastorij ligt vol telefoondraden. Ze komen… bij het gemeentehuis. De officier is van de ganschen dag niet te zien. Als hij niet op zijn kamer is moet de ordonnance bij de landkaart blijven”.

Kari luisterde ook naar de Hombekenaar Emiel Nuytiens: “Het was half oktober en we werden opgeëist om een vliegveld te maken, in het Middenveld. Dat was omdat de Duitsers moesten terugtrekken. Een officier controleerde ons. We moesten in de voor- en namiddag werken. De schoonzus van de garde die woonde daar, die had daar een café. Die had het tegen de garde gezegd dat ik er altijd uittrok. Op een middag komt die bij mij om me te verwittigen dat ze mij in het oog hielden. De boeren moesten daar niet aan werken. Wel de mensen die thuis konden gemist worden. Toen het vliegveld klaar was, kwamen ze binnen met 42 vliegers. In het school was een atelier. 42 vliegers lagen er ‘s vrijdags en ik denk dat het ‘s maandags wapenstilstand was”.

Het vliegveld van Hombeek (wit) anno 1918, geprojecteerd op een recente Google-luchtfoto.
Coördinaten N 51° 00’ 20”, O 4° 26’ 10”.
Nr. 1 : de Sint-Martinuskerk
Nr. 2 : de school die dienst deed als depot
Nr. 3 : de windmolen van Edward Lauwers
Nr. 4 : het ouderlijke huis van Karel Boey.
Klik HIER voor een gedetailleerd plan (pdf).
(Bewerking Paul Van Caesbroeck)

Kari : “Op het Middenveld stonden zowel een- als tweedekkers, hoeveel precies is onduidelijk. Sommige bronnen spraken van enkele tientallen, andere van 42 en 50. Een lang bestaan heeft dit geïmproviseerde vliegveld echter niet gekend. Bij de wapenstilstand, enkele weken later, viel het al gauw ten prooi aan plunderingen. Sommige Hombekenaars hebben er souvenirs aan over gehouden, waaronder schroeven en tentzeil”.

Plundering
Er is ook het verhaal van een Duits vliegtuig, dat « de dag na de wapenstilstand” poogde te landen in Hombeek, wellicht om nog wat op te halen. De piloot in lederen uniform zou duidelijk herkenbaar geweest zijn. Er werd toen op hem geschoten en het vliegtuig ging onmiddellijk terug de hoogte in. Een andere getuige verklaarde dat een Duitse piloot, met lederen jas en een helm, na de bevrijding nog op het veld geland was. De vliegenier schoot met een revolver op iedereen die materiaal aan het weghalen was. Indien er toen Belgische militairen aanwezig waren, dan moeten ze hun ogen hebben dichtgeknepen toen de burgers het Duits oorlogsmateriaal grondig begonnen te plunderen.

Dat er onderdelen weggenomen zijn staat vast. Geweerlopen werden door de boeren gebruikt als paaltjes om hun schapen en geiten aan vast te binden. Minstens drie particulieren hadden een schroef, twee daarvan worden nog in Hombeek bewaard. Er lagen ook camouflagenetten bij particulieren. De latere burgemeester Albert Christiaens was in techniek geïnteresseerd en nam dus de werktuigkoffers mee. De gemeenteschool was het Duits depot voor onderdelen, de school grensde immers aan het vliegveld. Vooral mensen uit de omgeving van de school hebben er ettelijke kilo’s materiaal ontvreemd. Op de zolder lagen na WO I nog onderdelen, waaronder enkele schroeven. Vermoedelijk hebben de burgers na de bevrijding vooral dit depot van reserveonderdelen aangesproken.

Een van de Duitse houten schroeven (type Heine Propeller) die door Hombekenaars wordt bewaard. V.l.n.r. onderzoekers Willem Labro en Ward De Kempeneer. De inscripties op de schroef van het toestel in Evere komen niet overeen met deze van de gevonden schroef in Hombeek. De lengte van de bewaarde schroef is dezelfde als deze die in 1919 werd onderzocht in Evere (275 cm).

Louis Buelens is geboren in 1914 en woonde in de onmiddellijke omgeving van het vliegveld op het Middenveld. Louis is groot geworden met verhalen over het nabijgelegen vliegplein. Als kleine dreumes is hij na de wapenstilstand meermaals op het vliegplein geweest. Hij verklaarde dat er hoegenaamd geen bewaking was. De mensen uit de omgeving ontmantelden inderdaad het terrein en beschadigden de vliegtuigen. Louis Buelens: “Als vijfjarige zat ik samen met oudere speelkameraadjes in de vliegtuigen. De zijwanden van de tweedekkers waren gemaakt van een sterk zeildoek, met camouflagetekeningen. Die doeken werden gewoonweg doorgesneden. De tenten werden totaal leeg geroofd en afgebroken. De zeilen werden meegenomen maar ook de ijzeren palen en tussenstukken. De boeren hier hebben kort daarop hun koestallen verbeterd door de houten tussenbalken tussen iedere koe te vervangen door ijzeren staven afkomstig van de Duitse tenten. Dat gaf een vreemd geluid. Daar waar vroeger de dieren met touwen aan hout gebonden waren, werden ze nu met ijzeren ringen en kettingen aan deze ijzers vastgemaakt. Dat veroorzaakte een ongewoon gekletter. Bij ons thuis hebben er nog jaren militaire tentzeilen gelegen om het hooi te bedekken”.

In december 2009 ging Hangar Flying een van de oude schroeven in Hombeek bekijken. Drie schroeven werden in 1918 door landbouwer Theofiel Keuleers uit een depot van het vliegveld gehaald. Zijn zoon August Keuleers vertelde: “Toen ik klein was lagen ze op de “schelft” (zolder), daarop lag stro en hooi. Dat beeld blijf ik mij herinneren. Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak vreesden we dat de Duitsers ons zouden straffen voor het bezit van hun materiaal, we hebben die dingen dan goed verstopt. Gelukkig hebben de drie propellors nu een goede bestemming gevonden”.

Metalen eendekkers
Eigenaardig genoeg bevonden zich op het vliegveld van Hombeek niet alleen traditionele tweedekkers maar ook zeer geavanceerde vliegtuigen, nl. de metalen Junkers D.I. Het is moeilijk te begrijpen dat dergelijke toestellen werden achtergelaten op een onooglijk veld als Hombeek. Nog nooit hadden de geallieerden dergelijk vliegtuig in handen gekregen.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog bleef men vooral vliegtuigen bouwen uit hout en linnen, versterkt door zeer veel spandraden. De structuur van romp en vleugels veranderde maar weinig. De Junkers D.I was een van de weinige uitzonderingen. De eenzitsjager was volledig uit metaal gemaakt, zelfs de zitplaats van de piloot. Op een kader van buizen in duraluminium werden de gegolfde platen aluminium met aluminium klinknagels vastgemaakt. Ontwerper Hugo Junkers had daarvoor in 1912 een patent genomen. Voor de productie van aluminium is zeer veel elektriciteit nodig. We kunnen ons dus afvragen of het complexe productieproces geen probleem zou gevormd hebben voor een massale oorlogsproductie van de D.I.

Junkers D.I in Hombeek. Achter de cockpit merken we de stalen buizen die de piloot beschermen indien hij overkop zou gaan. We zien duidelijk de metalen deurtjes waarlangs onderdelen in de romp kunnen gecontroleerd worden. (Via Johan Ryheul)
Op de achtergrond herkennen de Hombekenaars het ouderhuis van Karel Boey. Merk achteraan op de romp de hendels die het grondpersoneel gebruiken om het toestel achteraan op te tillen. Aan stuurboord bevond zich de grote uitlaat van de motor. Interessant is het dikke vleugelprofiel. (Via Johan Ryheul) 
Onder de cockpit zien we het opstapje dat de piloot gebruikt om in de cockpit te klimmen. Bemerk ook de tweekleurige band net achter de cockpit. De foto’s van de Junkers D.I zijn genomen op 21 januari 1919. De Junkers.D.I had een maximum snelheid van 225 km/h. Het plafond bedroeg 7.500 m met een maximum startgewicht van 835 kg. Een Fokker D.VII en een maximum startgewicht van 878 kg haalde een snelheid van 190 km/h en een maximale hoogte van 6.000 m (info zie www.aeropedia.be). (Via Johan Ryheul) 

De J.9, het prototype van de D.I, maakte een eerste vlucht op 17 september 1917. Hermann Goering vond de D.I maar niks. De laagdekker beperkte volgens hem het zicht van de piloot naar de grond. Toch bestelde de Inspektion der Fleigertruppen (Idflieg) 40 toestellen, gewapend met Spandau-machinegeweren. In oktober 1918 werden dergerlijke machines naar het front in Vlaanderen gestuurd. Het einde van de vijandelijkheden was in zicht en de D.I kon het tij natuurlijk niet doen keren. Omdat de D.I toch niet de wendbaarheid had die vereist was voor een agressieve jager, werd hij gebruikt door de marine. De vliegtuigen van Hombeek zouden bestemd zijn voor de Marine Feld Jasta’s van Lt. Gotthard Sachsenberg. In de lente van 1919 werden de Junkers D.I door de Baltische staten ingezet in de strijd tegen Rusland. De keuze viel op de D.I omdat metalen vliegtuigen duidelijk beter weerstand boden tegen het barre klimaat.

Inspectie in Evere en Hombeek
Een inspectieteam van de geallieerden onderzocht in januari 1919 in Hombeek vijf relatief goede D.I’s en twee wrakken. Ook op het vliegveld van Evere werd een D.I gevonden. Uit hun rapport is niet altijd op te maken over welke toestellen ze schrijven. Hun verhaal wordt vooral geïllustreerd met foto’s van Hombeek.

De Britse inspecteurs waren onder de indruk van de Duitse technologische vernieuwing. We vragen ons af of die hightech toestellen ook door de Militaire Luchtvaart werden getest. Waarom werden ze niet in gebruik genomen? Misschien hadden de geallieerden niet de kennis om dergelijke toestellen luchtwaardig te maken.

Het huis op de achtergrond hebben we tot dusver niet kunnen herkennen. Toch weten we zeker dat deze foto op het vliegveld werd genomen, in westelijke richting. Rechts in de verte zien we immers de windmolen van Edward Lauwers. (Archief Frans Van Humbeek/Jean Cooman)
Merk de camouflagevlekken op de vleugels van de Junkers D.I. Twee Fokker D.VII’s staan op de neus. De tweedekkers zijn opmerkelijk meer beschadigd dan de D.I., zowel door het winterweer als door de bevolking die het sterke linnen goed kon gebruiken. Een interessant detail is ook de staartslee van de D.I. Op de achtergrond rechts, tussen de Junkers en de Fokker, herkennen we de typische toren van de kerk in Hombeek. De foto werd dus op het vliegveld genomen, in noordoostelijke richting. (Archief Frans Van Humbeek/Jean Cooman)

Het ongewapend exemplaar in Evere was duidelijk getroffen door kogels uit een machinegeweer. De D.I werd aangedreven door een Mercedes IIIa van 180 pk. De onderzoekers van het Britse Air Ministry (Directorate of Research) schreven in hun rapport dat de metalen structuur duidelijk minder geleden had dan deze van de houten toestellen die ook in Evere waren opgeslagen. Wat het ontwerp van de vleugel betreft lezen we dat de ingenieurs van Junkers zich probeerden te distantiëren van de traditionele materialen als hout en linnen. Ze gebruikten het nieuwe materiaal aluminium zo efficiënt mogelijk.

Voor de romp gingen ze nog inspiratie opdoen bij de vroegere Duitse vliegtuigbouw. Enkel de rolroeren werden met kabels met de stick verbonden, hoogteroer en richtingsroer waren verbonden met buizen. Zowel gashendel, mitrailleuses en stuurvlakken konden met een nieuw type stick worden bediend. Het vliegtuig had een staartslee. Meters in de cockpit gaven aan dat er twee brandstoftanks waren, vermoedelijk cilindervormige tanks in de romp. De romp was bruin geschilderd, onderaan wit. De vleugels hadden een lichtgroene kleur, met onregelmatige lichtmauve vlekken bovenaan. Onderaan waren ze wit geschilderd. Volgens onze foto’s is ook het richtingsroer wit geschilderd.

Van het voormalige vliegveld is niks meer overgebleven. De plaats waar de Duitse vliegtuigen zijn geland is nu landbouwgrond. Rondom het vroegere vliegplein zijn heel wat nieuwe huizen opgetrokken of oudere woningen werden stijlvol verbouwd. Dankzij foto’s en getuigenissen blijft de herinnering aan het vliegveld bestaan.

Volgens Christian Tilatti, hoofdconservator van het beroemde Musée de l’Air et de l’Espace is dit unieke exemplaar dat in hun museum te zien is, afkomstig van Evere. (Foto Philippe Deweert, m.m.v. Musée de l’Air et de l’Espace/Paris-Le Bourget)

Ik wens vooral Ward De Kempeneer (redactie en externe relaties heemkring Hoembeka, users.skynet.be/hoembeka) te danken voor hulp bij dit onderzoek. Ook dank ik Karel Boey, Michel Davain, Philippe Deweert, Pieter De Bondt, Yves Duwelz, August Keuleers en Willem Labro. Archieven Air Enthusiast, Flightglobal en Hoembekia.

Frans Van Humbeek

Frans Van Humbeek

Frans Van Humbeek

is hoofdredacteur van Hangar Flying. Hij is freelance luchtvaartjournalist en auteur van verschillende luchtvaartboeken. Frans probeert zowat alle facetten van de Belgische luchtvaart op te volgen, maar zijn passie gaat vooral uit naar het luchtvaarterfgoed en de geschiedenis van de Belgische vliegvelden. Binnen het redactieteam van Hangar Flying zorgt hij ook voor de updates van www.aviationheritage.eu.

Ce site utilise des cookies pour optimiser votre expérience utilisateur. En continuant à surfer sur Internet, vous acceptez notre politique de confidentialité et d’utilisation de cookies. Accepter Lire Plus

'Ce Accepter Lire Plus